Groningen, 29 mei 2017, Ernst

“Knoflook!”, roept iemand. Ik kan niet zo snel zien waar het geluid vandaan komt, waarschijnlijk een passant. Ernst begint te lachen. “Zie je, er wordt altijd op gereageerd.”
Ernst spuit samen met zijn compagnon Herman de bast van een paar kastanjebomen in met diallylthiosulfide, een stofje dat ook in knoflook voorkomt en dat ruik je. Behoorlijk. “We doen dit ook wel eens met een motorspuit, dan kom je wel zes meter hoog. Maar je zit er zelf ook onder en je stinkt als het laatste oordeel.”

De bomen op de singels in Groningen hebben last van de gevreesde kastanjeziekte. Het bedrijf Allicin uit Bedum heeft een methode ontwikkeld die de bomen er weer bovenop moeten helpen. Het ‘knoflookmedicijn’ wordt direct in de boom geïnjecteerd door gaatjes in de bast. Zo’n twee maanden circuleert het goedje in de sapstroom voordat het helemaal is afgebroken, en doodt het de bacterie die verantwoordelijk is voor de ziekte. De bast die aangetast is, is ook vatbaar voor allerlei schimmels. Daarom bespuiten de mannen die aan de buitenkant.

Ik heb vanochtend al om 7.00 uur afgesproken in Groningen met Ernst. Hij kan zelf ook maar moeilijk wennen aan dit vroege tijdstip. Maar als ik aankom rond 6.50 uur, hebben ze net een aantal bomen op het Hereplein al aan ‘het infuus’ gelegd. Een bezigheid die ik graag op de foto had vastgelegd.
“We moesten extra vroeg beginnen vandaag in verband met de warmte. We beginnen altijd vroeg omdat de sapstroom dan sterker is dan later op de dag. Maar helemaal met warmte. Wil de boom niet teveel vocht verliezen, sluiten de huidmondjes in de bladeren zich, waardoor de sapstroom afneemt. En het middel wordt door de boom opgenomen in de sapstroom. Veel mensen denken dat wij het er onder hoge druk inspuiten, maar dat is een misvatting. We zetten er wel iets druk – 1 bar – op om het door de slangetjes twee meter omhoog te krijgen, maar de boom neemt het gewoon zelf op. Daar hoeven we niks aan te doen. Zouden we er druk opzetten, barst de boom open.”

De behandeling van de bomen vindt nog om een andere reden vroeg in de ochtend plaats en niet ’s avonds: “Het stinkt nogal en voor al die mensen die een terrasje pakken is het ook prettiger als ze dan niet in de lucht zitten. Het is heel verschillend hoe mensen er op reageren. In Groningen wordt vooral gekeken, een vies gezicht getrokken en dan lopen ze door. In Amsterdam stappen ze meteen op je af en maken ze allerlei opmerkingen. Wel positief hoor, ‘wat goed dat jullie die bomen redden’, en zo. Maar je staat te werken met hele hordes om je heen. Op het museumplein hebben we ons verhaal wel 150 keer moeten afdraaien.

“Niet alle bomen zijn te redden. Deze hier …”, Ernst klopt als een dokter op de bast van de boom, “hoor je hoe hol dat klinkt? Deze is al erg aangetast. Of hij het er redt? Het is een twijfelgeval. Zo’n 80% van de bomen die wij behandelen redden het. Een heel enkele keer behandelen we een boom een tweede keer. Maar soms moet je gewoon constateren dat het ‘einde oefening’ is.”
Terug>>