“Dan schieten ze met scherp over je heen, nou dan wil je wel bukken.” Kees heeft het over een oefening in zijn tijd bij het Korps Nationale Reserve, waar hij 22 jaar als vrijwilliger diende. Een oefening met prikkeldraad, ontploffingen en het gevecht om je wapen zandvrij te houden. Het korps heeft vooral een taak bij het beveiligen van personen en objecten. “Wij werden bijvoorbeeld ingezet bij de bewaking van Delfsail in 1986. Het voordeel van je uniform is dan dat je op schepen komt waar het gewone publiek niet komt.
Maar we hebben ook wel de Engelse militairen beveiligd in de jaren 90 tijdens de Vierdaagse van Nijmegen in verband met mogelijke aanslagen van de IRA.”

Nadat Kees is afgezwaaid bij het Korps, mag hij zijn uniform houden en dragen op officiële gelegenheden zoals dodenherdenking op vier mei. De herdenking in Stedum vindt plaats bij het oorlogsmonument, een plaquette met vijf namen van burgers en militairen die sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. Mede op initiatief van Kees werd deze plaquette in maart 2012 onthuld.

“Een van de namen op de plaquette is Hendrik Boersema. Hij was secretaris in de gemeente Stedum en zat in het verzet. Hij is op een gegeven moment ondergedoken in zijn eigen woning en tegen het einde van de oorlog opgepakt. Toen er een Duitse SD’er werd doodgeschoten, is hij als represaille gefusilleerd. Maar ook Pieter Berend Slager staat er op. Hij is als militair in 1951 in Korea gesneuveld.
Ik vind het belangrijk om deze mensen te herdenken. Maar de discussie die er nu is om ook omgekomen vluchtelingen te herdenken, nee, daar trek ik de grens. Ik heb alle respect voor vluchtelingen, maar de 4 meiherdenking is een ding voor Nederland.”

Kees’ militaire carrière begon op 27 november 1962 toen hij moest opkomen als dienstplichtig soldaat in Nijmegen op de vliegbasis Volkel. “Daar heb ik 21 maanden in de beveiliging gezeten. Maar eigenlijk had ik meer affiniteit met de landmacht. Nu moest ik alleen maar het vliegveld bewaken. Bij de landmacht heb je meer onderdelen, is afwisselender. In 1964 zwaaide ik af en in 1968 weer op herhaling. Daarna werd mij gevraagd of ik bij de Nationale Reserve wilde. Je oefent dan 200 uur per jaar. Het leek mij wel wat. Van soldaat ben ik in de loop van de tijd opgeklommen tot sergeant 1e klas en gaf leiding aan 8 man.”

Tijdens de koude oorlog gaat het dienstwapen mee naar huis. Kees somt alle wapens op: “Het eerst wapen was een jungle karabijn. Maar ik heb ook een Bren gehad, een uzi een FAL en een pistool. Met de val van de Berlijnse muur was dat afgelopen. De wapens moesten we inleveren en bij oefeningen haalde je ze uit de wapenkamer.”

De aantrekkingskracht zat voor Kees niet zozeer in de wapens of het uniform: “Het was de hele sfeer. Totaal anders dan in de burgermaatschappij. De saamhorigheid, het voor elkaar opkomen. Dat is het belangrijkst. Dat is ook een belangrijke reden waarom ik, nadat ik op mijn 55e ben afgezwaaid, lid ben geworden van de Bond van wapenbroeders. Je snapt elkaar.
Ik heb er nooit spijt van gehad.”


Terug>>