Stedum-Groningen, 18 februari 2017

In de trein van Stedum naar Groningen begint het gesprek met dorpsgenoot Susanna over reizen, maar gaat het al snel over de zorg voor haar ouders. “Ik ga elke week naar mijn ouders in Amsterdam. Mijn moeder is 89 en is geestelijk in de war. Ze dachten eerst dementie, maar komen er nu achter dat het dat niet is. Ze is wel zo gek als een deur; ach, je moet er maar wat om lachen. Ze zit daar op een gesloten afdeling in een verpleeghuis. Mijn vader van 96 zit in hetzelfde gebouw. Hij is zelf nog gezond en kon mee op haar indicatie.

Het leek mij een stuk rustiger dat mijn moeder daarheen ging, maar ik heb er behoorlijk wat werk van. Allerlei overleggen met het verpleeghuis. En ik ben het lang niet altijd eens met de manier waarop er met de mensen wordt omgegaan. Daar zeg ik dan ook wat van. ‘Lieverdje’ noemden ze mijn moeder. Nou, zolang als ik haar ken, wilde mijn moeder geen lieverdje genoemd worden. Dat is ze ook helemaal niet. Het is de manier waarop ze over de bewoners praten. ‘We moeten grenzen stellen’, zeggen ze dan. Hoezo? Mensen worden behandeld alsof het kleine kinderen zijn. Er worden beslissingen voor ze genomen. Zo zat mijn moeder met vier andere vrouwen altijd rond een paar – tegen elkaar aangeschoven – tafels. Hebben ze de tafels uit elkaar gezet. Zonder overleg. En de vrouwen vonden dat heel jammer.

Begrijp me goed, er zijn een heleboel goedwillende medewerkers. En soms zijn de mogelijkheden ook beperkt, maar dat is niet altijd duidelijk. Zo wordt mijn moeder ’s ochtends om 8.00 uur uit bed gehaald en om 21.00 uur er weer in gelegd. Waarom, vraag ik dan. Ze staat haar hele leven al om 6.00 uur op. Dan blijkt dat om die tijd pas de dagdienst begint, dus dat het ook niet eerder kan. Maar goed, het is wel vervelend als je daar afhankelijk van bent.

Waar het mij om gaat is: probeer je eens in te leven in die bewoners. Stel je eens voor dat je daar zelf zit en zo behandeld wordt. Hoe vind je dat?”
Terug>>